Het was in 1990, ik denk 2 jaar nadat ik uit Engeland vertrok en mij voorgoed in Nederland vestigde, dat ’n Engelse kennis van me, MARK, me vroeg of ik niet ‘ns langs wilde komen in Hamburg, waar hij als architect doende was, en ’n vriendin gevonden had. Ik ging met de bus en herinner me het station, het nieuwe winkelcentrum, de Reeperbahn. Ergens lag er ’n flinke gietijzeren schedel (Pablo Picasso ?) op de vloer van ’n museum, en er waren van die oude foto’s, van voor de oorlog, die ik her en der, als tegel, aantrof in de stad. Het havengebied met de pakhuizen waren er nog, maar nu dan met ’n autobrug die zo hoog was dat ie over de haven spande en ook boven over de zeeschepen boog. Mark had me gevraagd of ik niet bij hem achterop de motorfiets er over zou willen rijden naar de overkant. Maar daar was geen sprake van, wat mij betrof. “NEE” zei ik, “NOOIT.”
Toch op ’n avond, bij ’n etentje, dacht ik, toen ik ’n Duitse kennis van hem sprak, die geschiedenis studeerde aan de universiteit, of daar zelfs doceerde, kwam ik over de brug toen die me vroeg: “WAS IST DEUTSCHLAND ?” we weten wel wat Engeland is en wat Nederland, maar wat is Duitsland ? ES GIBT SO VIELE TOTEN IN UNSERE GESCHICHTE . Ik antwoordde: BACH. Het bleef toen stil, en daarom denk ik dat het antwoord goed was. Want wat kan je stellen tegenover zo’n grote ramp ? Alleen iets groots en moois als Bach, met zijn hemelshoge muziek met belerende teksten, en grote duimendikke compassie, die hij op het orgel kneed voor onze oren. Was het niet Luther zelf die zei dat je met muziek de les zo in het hart kon gieten. Want als het zaad gezaaid is zal er vanzelf wel weer koren groeien, zo is toch het woord van God. Gleich wie der Regen und Schee vom Himmel fällt.
BWV 18 aria:
Mein Seelenschatz ist Gottes Wort;
Außer dem sind alle Schätze
Solche Netze,
Welche Welt und Satan stricken,
Schnöde Seelen zu berücken.
Fort mit allen, fort, nur fort!
Mein Seelenschatz ist Gottes Wort.
